Het kanaal als stedelijk verbindend element is een benodigd structurerend element door de stad om stadsdelen met elkaar te verbinden. Brussel is verdeeld in stadsdelen, georiënteerd naar de eigen centrums, grenzen zijn te zien in vorm van grotere hoofdontsluitingswegen. Eén van deze structuren stroomt van het noorden tot het zuiden aan beide zijden van het kanaal. Doordat de industriële functies aan de kades gelegen verhuizen naar locaties buiten het stadscentrum, heeft het kanaal nu de potentie om te functioneren als een stekkerdoos. Een verbindend element van naastgelegen wijken in plaats van een (3-laagse) grens tussen beide.
Waar dit fenomeen van transformatie het best te ervaren is, is aan de noordzijde van het stadscentrum. Waar de stad al in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw werd
gefragmenteerd door een groot ontwikkeling schandaal, zijn nu ook de industriële en
havenactiviteiten vertrokken, wat een litteken in het stedelijk met zich mee draagt. Het laat nu een groot verlaten gebied achter met (gelukkig) haar industrieel erfgoed. Dit kan uitstekend als sfeer dienen voor alle verdere nieuwe ontwikkelingen. Het is nu al een plek waar men de kwaliteit van water kan ervaren door er vanaf straatniveau dichtbij te kunnen komen, maar het is nog geen onderdeel van het stedelijk leven. Het gebied is momenteel begrenst door brede ontsluitingswegen en hierdoor onbereikbaar vanuit de naastgelegen wijken “Quartier Maritiem” of “Enclave de Saint Jean Molenbeek”.
Het ontwerp laat een nieuw verbindingselement van wonen, werken en functies zien. Ook bied het de gelegenheid voor activiteiten en interactie tussen diverse wijken. Daarbij is het een beginpunt voor verdere ontwikkelingen, gekeken naar het grote oud industriële gebied ”Tour et Taxi”. In het verbindende plan sluiten alle wegen, gekeken naar de bestaande morfologie en weefsel, aan en komen uit op een visueel plein begrensd door grotere formele appartementenblokken. Aan dit plein bevinden zich verscheidene functies, in de plint met een relatie met het water. Dit idee is versterkt door het verlagen van het gehele plein naar het waterniveau. Hierdoor is een rustig laag waterplein gecreëerd afgezonderd van het drukke stadscentrum. Achter de eerste laag gebouwen zijn de stadsblokken gevuld met meer individuele rijenhuizen in collectieve straten voor rustig verkeer. Hier zullen de toekomstige bewoners zich geborgen voelen en hebben ze de mogelijkheid om de eigen identiteit uit te dragen. Parkeren is opgelost binnen de blokken onder de oppervlakte.
Dit concept van activeren van de verlaten lijn door de stad en plaatsen te ontwerpen waar de stadsdelen worden verbonden, zal een grotere interactie tussen oost en west Brussel teweeg brengen. Deze interactie en activiteiten zullen zich voltrekken in de sfeer en aan de kades van het romantisch oud industriële Brussel.
Dit atelier is bepaald rond het kanaal van Brussel, en de gelijknamige zone. De
hoofdvragen waren; hoe kan de wonende en producerende stad gezamenlijk
bestaan?, Hoe moeten de opeengestapelde en toekomstige initiatieven en
plannen worden geregisseerd? En hoe kan het fragiele stedelijke weefsel worden
opgewaardeerd, ten behoeve van een beter leefkwaliteit, diversiteit en comfort?
Vanuit regionaal niveau moest de juiste schaal van interventie worden bepaald
en uitgewerkt. Gericht werd op de relatie tussen kleinschalige interventies en
stedelijke context tot aan architectonische typologie.
Atelier: Canalzone Brussels
Leermeesters: Mariet Schoenmakers & Nathanaëlle Baës-Catillon